De glinstering van regendruppels kan geen troost bieden aan de koude die door zijn mantel trekt. Het is lang geleden sinds hij zijn huis heeft verlaten. Zijn lichaam voelt slap en zijn knieën stram, daarentegen is zijn geest helder en doelgericht.
Anton loopt midden over de weg, precies tussen de twee volgelopen karrensporen in. Aan zijn rechterhand ziet hij door een waas van regen de poort van Ultra Montanus. Hij blijft even staan; een moment van bezinning.
Dan hupt hij zo goed en zo kwaad als het kan over de in één van de karrensporen gevormde plassen heen en klopt aan. De deur voelt zwaar en de klank van zijn kloppen verraadt een nog grotere klankkast achter de toch al grote deur.
Anton loopt midden over de weg, precies tussen de twee volgelopen karrensporen in. Aan zijn rechterhand ziet hij door een waas van regen de poort van Ultra Montanus. Hij blijft even staan; een moment van bezinning.
Dan hupt hij zo goed en zo kwaad als het kan over de in één van de karrensporen gevormde plassen heen en klopt aan. De deur voelt zwaar en de klank van zijn kloppen verraadt een nog grotere klankkast achter de toch al grote deur.